Geplaatst op 2 reacties

Boontjes doppen

Mijn vader vond het altijd belangrijk dat we banden konden plakken. Hij deed het ons voor en hielp erbij en na een paar keer moesten we het zonder zijn hulp doen. Ik vond het een rotkarweitje, vooral de achterband. Daarbij had ik een fiets die niet meegaf, het plakken lukte nog wel, maar het laatste stukje band kreeg ik er met geen mogelijkheid weer op.

Ik herinner me dat ik in de achtertuin soms eindeloos lang bij mijn fiets zat met dat laatste stomme stukje wat niet lukte. Als ik dan zag dat mijn moeder binnen in de keuken met het avondeten begon was ik opgelucht. Dan zou mijn vader wel gauw naar buiten komen om me te helpen. Eerst moest je het zelf proberen en niet opgeven, als het uiteindelijk echt niet lukte en heel lang duurde kreeg je hulp. Het kwam altijd goed uiteindelijk, dat wist ik wel, en ik zat het geduldig uit.

Toen ik achttien was ging ik op kamers in Amsterdam. Vlak bij waar ik woonde zat een fietsenmaker aan de Maasstraat /hoek Churchill-laan. Bij mijn eerste lekke band ging ik erheen en vroeg wat het kostte om hem te laten plakken. Tien gulden was het. Ik vond het een koopje. Veel liever werkte ik wat extra uurtjes in de ECI boekhandel waar ik een bijbaantje had dan dat ik ooit nog een band zou plakken. En het mooiste: ik mocht het nu zelf bepalen. Wat een luxe! Vanaf die tijd bracht ik mijn lekke banden altijd naar de fietsenmaker.

Tot ik Thad ontmoette. Die was als racefietser, mountainbiker en techneut verbijsterd dat ik mijn fiets niet zelf repareerde. Ik legde het uit – ik weet niet of hij het helemaal begreep – maar vanaf dat moment plakte hij mijn banden en was hij niet alleen mijn man maar ook mijn persoonlijke fietsenmaker. Beter kon het eigenlijk niet.

Totdat we kinderen kregen. Toen ze wat groter werden vond Thad dat ze zelf hun fiets moesten kunnen repareren. Hij leerde ze nieuwe spatborden op hun fietsen zetten, kratten bevestigen, kettingen erop leggen, kapotte fietslampen repareren en… banden plakken. De kinderen vinden het verschrikkelijk en vragen zich mopperend af waarom ze niet gewoon naar de fietsenmaker mogen. Alle anderen mogen dat ook! De geschiedenis herhaalt zich.

‘Het heeft geen zin,’ probeerde ik nog. ‘Als ze straks op zichzelf wonen brengen ze hem toch weg.’

Maar Thad vindt het onzin. ‘Wat doe je dan als je ergens in de middle of nowhere een lekke band hebt? Bel je dan de wegenwacht?’

‘Nee, dan bel ik jou of je me met het fietsenrek kunt komen ophalen,’ zei ik. Ik deed alsof dat grappig was, maar ik wist natuurlijk dat hij gelijk heeft. Net zoals mijn vader gelijk had. Je moet gewoon je eigen boontjes kunnen doppen.

2 gedachten over “Boontjes doppen

  1. Ik ga ook naar de fietsenmaker hoor… Die heeft toch ook klandizie nodig. Ik noem dat een win-win-situatie!
    En een lekke band in Nergenshuizen is me al eens overkomen. Die heb ik eerst zelf geprobeerd te plakken, maar de buitenband was erg oud en kreeg ik er niet af. Toen belde ik een vriend op, en die zei dat hij net al zijn klusjes had afgerond en zich zat af te vragen wat hij eens zou gaan doen. Dat werd dus: fietsendrager ophalen bij ouders, mij en fiets ophalen, en nadat ik had mogen mee-eten bij hem en vriendin, plakte hij ook nog eens de band. Superleuk toch om te ervaren dat je zulke fijne vrienden hebt! Die ervaring had ik mooi gemist als ik beter was geweest in zelf plakken…
    Kortom: huidige strategie handhaven, is niks mis mee. ;o)

    1. Dat klinkt inderdaad wel heel erg goed! Jammer dat wij elkaar dan niet kunnen bellen…

Laat je een berichtje achter?