Gisteren ging ik naar de tentoonstelling van Frida Kahlo in het Cobramuseum. Eigenlijk zou ik afgelopen oktober al in Assen zijn geweest, maar dat ging natuurlijk niet door, dat verschuift naar komende oktober. En ondertussen kwam ze zomaar veel dichter in de buurt: Amstelveen! Ik had nog nooit een origineel werk van Frida gezien. En dat was al jaren een grote wens.
Het was een mooie expositie. In het begin was ik een beetje overweldigd. Er was een audiotour, een boekje én allerlei informatie op de muren. Ik wist niet hoe ik dat allemaal moest combineren en besloot na de eerste zaal de audiotour te laten zitten, ik wilde het liefst schilderijen kijken.
Acht jaar geleden zag ik in dit museum mijn eerste echte Hundertwasser. De tranen schoten in mijn ogen, wat ik nog nooit had gehad bij het kijken naar een schilderij. Bij de schilderijen van Frida gebeurde dat gisteren niet, maar het was wel erg bijzonder om even zo dicht bij haar te zijn, om haar potlood- en penseelstreken in het echt te kunnen zien.
Na afloop dronk ik koffie op het terras van het museumcafé en fietste ik op mijn ov-fiets naar het huis waar mijn opa en oma woonden. Alles was nog hetzelfde. De grote ronde betonnen plantenbak in het midden van de tuin, het lelijke oranje huisnummer en zelfs oma’s cameliastruiken staan nog voor het raam. Daar schoot ik dan wel weer van vol. Negen jaar na haar overlijden, en nog langer sinds ze uit het huis vertrok, is haar tuin er nog steeds en bloeien haar camelia’s gewoon door.
Ik zag de voordeur en dacht: ik weet nog hoe die klinkt als je hem opent en ik weet ook nog hoe de gang rook – die mijn oma vestibule noemde – waar je je jas aan een klingelend haakje kon ophangen en waar bruin met donkerbruine vloerbedekking lag. En ik weet nog hoe de lusjes van de beige vloerbedekking in de huiskamer voelden als ik op de grond met de barbies van mijn tante speelde en hoe de lucht uit de leren banken geperst werd als je erop ging zitten. Pfffffft.
Ik herinner me de houten eettafel met de grote poot in het midden, waaraan we visrolletjes, afhaalchinees, stoofpeertjes en sinaasappelpudding aten van grijs servies met een knalblauwe rand. En de stoel van mijn opa voor de televisie, waarop hij na zijn werk steevast in slaap viel, met zijn borreltje en schoteltje met toastjes naast zich. Mijn oma, die altijd om hem heen redderde. Het is alsof het gisteren was.
Daarna bezocht ik hun graf op begraafplaats Buitenveldert. Terwijl ik het onkruid weghaalde – oma hield van netjes – en in gedachten tegen ze sprak, kwam er een groepje halsbandparkieten in de bomen om me heen lawaai zitten maken. Net zoals er plotseling één in onze tuin kwam op de dag dat lieve vriend George overleed afgelopen december. Sindsdien komen ze regelmatig langs. Ik geloof niet dat dat toeval is. Er is meer tussen hemel en aarde, daar twijfel ik niet aan. En ik vind dat mooi en troostend.
Mooi Sanne!
Mooi verwoord. Mijn Amsterdamse oma noemde een jas altijd een mantel. Ook zo’n herinnering😊